Onze bestemming is Lander, een stadje met zo’n 6000 zielen. Het ligt als een oase in de Wyoming ‘woestijn’. De omgeving ziet er dan wel groen uit maar het is voornamelijk zand waar een soort gras op groeit, doorspekt met vetachtige planten en struiken. 

Naar Lander toe volgen we nog steeds de ‘Chief Washakie Trail’. We zijn hier in het gebied met Indianen reservaten. Gedeeltelijk met deze trail loopt eveneens de ‘Wyoming Historical Mine Trail’. Zo’n 30 jaar geleden waren hier nog goed producerende kolen- en uranium mijnen. Toen die niet rendabel meer waren zijn ze gesloten. Daarmee eindigde ook de werkgelegenheid, met een leegloop van dorpen tot gevolg. De dorpen die we de laatste dagen hebben gezien zijn grotendeels vervallen en bijna niet meer bewoond. Van Trumps belofte om de mijnen weer te openen is in deze streek in ieder geval nog niets terecht gekomen.

De weg naar Lander voert ons weer door een soort maanlandschap, prachtig in al zijn uitgestrektheid. We klimmen na Sweetwater Station (helaas ook bijna uitgestorven) naar de Beaver Divide. Boven op de top een fantastisch uitzicht over rode rotspartijen en in de verte besneeuwde bergtoppen van het Teton gebergte.

Als bonus steken er vlak voor onze ogen drie ‘red deers’ (edelherten) over de weg. Een vierde volgt later. Deze kan Johan nog vangen met zijn fototoestel. Een auto schiet er rakelings langs. Voor zowel auto als hert mazzel, beiden zouden aardig in de kreukels liggen na een botsing.

Red deer

Minder plezierig is de aanval van muggen wanneer wij stilstaan; ze prikken echt overal doorheen. De laatste muggenspray doet zijn best, maar rug- en bilpartijen zitten onder de bulten.

Uitzicht vanaf Beaver Devide

Na de top van de Beaver Divide volgt een afdaling. Meestal is dat het fijnste moment van de dag, maar niet vandaag. De weg, en vooral de vluchtstrook, is erg slecht. Scheuren zijn opgevuld met een soort rubber waar je wat in wegzakt. Dit geeft het gevoel om in zachte tramrails terecht te komen. Grotendeels remmend en slalommend gaan we richting het dal. In plaats van laagvliegen tuttelen we acht kilometer naar beneden. Al voor Lander zien we weer meer huizen en zelfs enige bedrijven om ons heen; je kunt zien dat we een grotere plaats naderen. Mooi op tijd zijn we op de camping. We nemen hier een rustdag. Als we net ons kamp hebben opgezet breekt het onweer los. We schuilen onder een shelter. Op zich staan we daar droog, maar flinke hagelstenen worden er onderdoor geblazen. De tent staat in het open veld. Gelukkig gaat de hagel niet door het tentdoek heen en blijft alles droog en heel. Wat Lander nu zo aantrekkelijk maakt zullen we morgen wel zien.